10 misverstanden over Hoogbegaafdheid

  1. Er bestaan nog al wat misverstanden over hoogbegaafdheid. Niet alleen onder “leken”, maar ook onder leraren en zelfs ook bij hoogbegaafden experts. Het is vaak zoeken naar een speld in een hooiberg om iemand te vinden met enigszins gedegen kennis. Hier 10 veel voorkomende misverstanden.

1. Hoogbegaafdheid is een diagnose zoals ADHD of autisme

Kinderen waar volwassenen zich geen raad mee weten en die niet in de box passen, worden tegenwoordig vaak gediagnosticeerd, zodat volwassenen meer grip hebben op hoe zij met een kind kunnen om gaan. Maar hoewel hoogbegaafdheid ook middels een test wordt vastgesteld, en een ‘label’ of diagnose is, is het niet een stoornis zoals ADHD of Autisme. Dit zijn diagnoses die afkomstig zijn uit de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). Hoogbegaafdheid is echter geen stoornis, maar een hoge intelligentie en een manier van intenser de wereld ervaren. Vaak gaat het gepaard met een enorm doorzettingsvermogen voor bepaalde uitdagingen die de interesse hebben, intens waarnemen en een hoge gevoeligheid (tot het ‘spirituele’ toe).

2. Psychologen, pedagogen en leraren zijn goed bekend met hoogbegaafdheid

Nee, helaas worden veel hoogbegaafden niet herkend, zelfs niet door veel hoogbegaafden experts. Ook als er intelligentie testen worden afgenomen, scoren hoogbegaafden regelmatig niet hoogbegaafd. Er is namelijk onvoldoende kennis beschikbaar onder professionals. Ook experts begrijpen vaak maar een deel van de puzzel, zeker als het gaat om creatief en uitzonderlijk hoogbegaafden. Het is ook lastig om het te herkennen en begrijpen, als je zelf niet hoogbegaafd of uitzonderlijk hoogbegaafd bent. Je kunt dan eigenlijk ook niet goed de taal van zo’n kind verstaan. Wanneer kinderen niet gezien worden in hun werkelijke behoefte en hun hoogbegaafdheid, gaan kinderen vaak probleem gedrag vertonen, zoals driftbuien, bedplassen, niks meer willen, eindeloos in de eigen wereld opsluiten of gamen, hyperactief worden en niet kunnen concentreren of juist onderpresteren (en lager scoren of niet meer kunnen en willen leren). Door de veelal onbegrepen combinatie hoogbegaafdheid en de opeenstapeling van onverwerkt (school)trauma, krijgen deze kinderen regelmatig verkeerde diagnoses, variërend van “ernstige leerproblemen” en onderschatting van intelligentie tot DSM diagnoses zoals autisme of ADHD. Regelmatig worden mensen door deze misdiagnose van kinds af aan niet herkend in hun kracht.

 

3. Hoogbegaafden zijn hoofdelijk

Deze kinderen zijn niet allen, maar vaak enorm sensitief en voelen vaak aan wat mensen werkelijk van binnen denken en voelen. Sommigen nemen meer waar dan alleen emoties van mensen, maar vangen bijvoorbeeld ook gedachten op, nemen zielen waar of de toekomst. Ook voelen ze haarfijn aan als ouders of professionals een agenda hebben. Veel professionals zijn zich hier niet bewust van en zien niet dat deze kinderen hier op reageren, omdat ze denken dat kinderen ‘het’ niet doorhebben en wijten het gedrag van het kind aan het kind, terwijl een kind reageert op wat de professional denkt en doet (ook een reden waardoor er verkeerde rapportage van deze kinderen ontstaat). Ze kunnen door hun sensitiviteit ook fysiek ziek worden van het dagelijks aanwezig zijn in een stressvolle omgeving zoals school of een kinderdagverblijf, waar ze met veel geluid, stimuli, licht, kleuren en mensen (met elk hun spanning en eigen emoties) in een kleine ruimte zitten, zonder daar weg te kunnen.

4. Hoogbegaafden presteren goed op school

Sommigen, maar niet allen. Het schoolsysteem is een systeem ontworpen om een grote groep een massa informatie te laten verwerken. Het is niet afgestemd op het kind maar op een idee van het gemiddelde kind (wat dat ook mag zijn, want ik heb dat kind nog nooit gezien). Het idee is dat kinderen bottom up leren, dus stapje voor stapje. Eerst een letter, dan een woord, dan een zin. Maar de meeste hoogbegaafden leren liever anders: eerst een boek, dan een woord, dan een zin, dan een letter, dan weer een woord, dan weer een zin en dan een stripboek. Met andere woorden: ze leren top down. Dat matcht dus vaak niet met het schoolsysteem en daarom ervaren ze de lessen dan als saai en te langzaam. Versnellen heeft soms zin, maar niet altijd, omdat de denkwijze achter het lesmateriaal nog steeds gebaseerd is op bottom up leren. Daarnaast hebben ze een enorme interne drive om iets te leren als hun interesse wordt aangezet. Het verschilt per kind en ook de mate van IQ hoe autonoom kinderen zijn. Het schoolsysteem gaat echter uit van een vooropgezet plan en daarbinnen is soms wel speelruimte, maar het gaat niet uit van de interesse van het kind. Een enigszins autonome leerling kan soms wel de ruimte binnen het systeem vinden, maar een veel meer autonome leerling zal moeite hebben met de beperkingen omdat het voelt dat het niet kan leren en steeds op de rem moet staan. Als er niet op deze behoeften ingespeeld wordt, kun je zien dat hoogbegaafde kinderen veel fysiek ziek worden en onder gaan presteren. Ze halen slechte cijfers en daardoor wordt hun hoogbegaafdheid niet herkent. School zegt dan vaak: ze kunnen het nog niet en gaat nog meer vertragen, waardoor de stof nog saaier wordt en de leerling nog verder gaat onderpresteren.

5. Hoogbegaafden hebben dezelfde kenmerken

Natuurlijk, elk kind is anders. Maar er bestaan onder hoogbegaafden enorm veel verschillen, wat het lastig maakt om ze herkennen. Laten we beginnen met het IQ, omdat dat toch nog steeds als leidraad hierin wordt genomen, ook al wijzen IQ tests niet altijd hoogbegaafdheid uit terwijl er wel sprake is van (uitzonderlijke) hoogbegaafdheid. Het gemiddelde IQ is 100. Een IQ van 70-85 noemt men zwakbegaafd. Universiteitsnivo is gemiddeld een IQ van 115. Hoogbegaafd ben je vanaf een IQ van 130. Uitzonderlijk hoogbegaafd ben je vanaf een IQ van 145. Je kunt je dan voorstellen dat een professional met IQ van 115 niet een hoogbegaafde met IQ van 130 kan begrijpen (laat staan testen, ook al ben je psycholoog) en iemand die zelf hoogbegaafd is kan niet een uitzonderlijk hoogbegaafde begrijpen. Daarnaast is 130 niet “meer van hetzelfde” in vergelijking tot een IQ van 100, maar gaan mensen aanzienlijk anders denken. Er wordt creatiever gedacht, meer top down en abstract, ver worden meer verbanden gezien, patronen herkend (van muziek tot wiskunde tot denkpatronen), er worden gevoelens en sferen als bron van informatie gebruikt en andere vormen van waarneming helpen begripvorming. De verschillen tussen kinderen kunnen hierin ook enorm zijn. En dan hebben we het dus nog niet eens over de persoonlijke interesses van kinderen gehad.

6. Hoogbegaafden zijn makkelijk te herkennen

Als je al het voorgaande leest, begrijp je dat dat dus niet het geval is. Wie vaak wel herkend worden of gezien worden als hoogbegaafd, zijn de kinderen die goed presteren op school of al jong kunnen lezen of schrijven. Maar zoals je inmiddels begrijpt, is prestatie op school niet per se een indicatie van hoogbegaafdheid. Sommige mensen noemen zichzelf jarenlang “dom” of vinden dat ze niet goed kunnen leren of lezen. Dit heeft niks te maken met hun intelligentie en alles met slechte begeleiding toen ze jonger waren. Andere mensen voelen zich anders, maar weten niet goed waarom. Hoe hoger hoogbegaafd en hoe minder zich het uit in prestaties en hoge cijfers, hoe lastiger hoogbegaafden te herkennen zijn. Daarnaast houdt de ene hoogbegaafde van natuurkunde (het meer stereotype beeld) en de ander van tekenen of psychologie. Hoogbegaafden kun je vaak herkennen aan het makkelijk leggen van verbanden en het out of the box denken.

7. Hoogbegaafden kunnen alles

Hoogbegaafden kunnen vooral goed als iets hun interesse heeft en dan zijn ze bijzonder gedreven, snel en alert. Als het niet hun interesse heeft en niet aan sluit bij hun leerstijl (bijvoorbeeld omdat het te langzaam gaat, te simpel is of omdat het te bottom up is), kunnen ze juist vastlopen. Ze kunnen vaak meer onder de juiste omstandigheden en wanneer ze vanuit vertrouwen begeleid worden, in plaats van angst dat ze niet in het systeem zullen passen. Hoogbegaafden hebben vaak meerdere passies en erg uiteenlopende interesses, zoals psychologie en IT, maar kunnen ook monomaan zijn en zich alleen op muziek focussen.

8. Hoogbegaafden hebben moeite met doorzetten

Er heerst een hardnekkig idee dat hoogbegaafden moeten leren over de leerkuil, die bedoelt is om te leren aan HB’ers dat je soms niet iets in 1x kan en dat je dan door moet leren zetten om het wel te leren. Wie goed kijkt naar een hoogbegaafd kind en inspeelt op de interesses ziet dat hoogbegaafde kinderen heel goed door kunnen zetten, zich door moeilijkheden heen kunnen bijten en volhardend blijven in dat wat ze willen leren maar nog niet kunnen. In plaats van te kijken naar het kind, is het dus belangrijk te kijken naar de omgeving van het kind. Het probleem is namelijk vaak dat hen niet de juiste stof of inspiratie op het juiste moment wordt aangeboden.

9. Hoogbegaafden moeten lege bureaus hebben

..anders raken ze afgeleid. Sommigen krijgen zelfs de diagnose ADHD. Zelfs op het onderwijs voor hoogbegaafden werd gezegd dat deze kinderen een leeg bureau moesten hebben zodat ze beter op konden letten. Echter, deze kinderen hebben het juist vaak nodig om nog iets anders te kunnen doen, bijvoorbeeld tijdens een les of kring gesprek. Dan hoeven ze als het saai wordt niet uit te checken en kunnen aanwezig blijven, bijvoorbeeld door aan hun tekening te werken of een Rubick’s Cube op te lossen. Daardoor kunnen ze aanwezig blijven in de ruimte en zodra de les of het groeps-gesprek weer interessant worden, weer inchecken.

10. Als pedagoog en docent weet je het beter dan de ouders

Dit is het allergrootste misverstand, zeker in het onderwijs. Er wordt veel en veel te weinig geluisterd naar ouders en te vaak wordt er gedacht dat ouders streberig zijn, het niet weten, kinderen niet goed begrijpen en dat de expert, pedagoog of docent het beter weet. Het idee dat vooral moeders overbezorgd of streberig zijn, geen grenzen stellen en niks over de opvoeding kinderen weten is zo enorm hardnekkig. Een overblijfsel van de eeuwenlange onderwaardering van de vrouw? Het is  zo hardnekkig, dat zelfs in mijn geval, met een Master in de Psychologie, als opleider en level 2 Aware Parenting instructeur en coach met een rugzak vol ervaring, opleidingen en trainingen overkomen dat ik werd benaderd als onwetende moeder, want ja, het is mijn kind en dan ben ik ook “maar een moeder”. In plaats van te luisteren naar ouders, wordt er als snel geadviseerd en helaas regelmatig met denigrerende toon of respectloos gesproken (“Ja maar, kinderen moeten ook leren dat”). Experts hebben er een handje van om te vingerwijzen naar de ouder of het kind, en niet de hand in de eigen boezem van het onderwijs te steken, waardoor er niet tot een werkelijk constructieve oplossing gekomen kan worden. Als er minder geadviseerd wordt en meer geluisterd wordt naar de behoeften van ouders en kinderen zelf, zou dit een hoop problemen, eeuwig testen en uren overleggen schelen en zou er sneller tot oplossingen gekomen kunnen worden.

 

 

 


Over de auteur:

Chris Muller, MSc, BTA. is psychologe, Aware Parenting-instructeur (level 2) en regio-coordinator Nederland, counselor en coach in de Transactionele Analyse en moeder. Al 10 jaar support ze ouders. Ze geeft de Aware Parenting Opleiding, trainingen, online cursususen en 1-op-1 begeleiding. Met veel liefde helpt ze jou met je kinderen EN met jou en het kind in jezelf. Het is haar passie dat jij authentiek kunt opvoeden, zodat jij meer plezier en meer verbinding met je kind EN met jezelf ervaart!